Nachtangsten (pavor nocturnus) bij kinderen kunnen er indrukwekkend uitzien, maar zijn meestal onschuldig en horen bij de rijping van het zenuwstelsel. Je ontdekt hoe je ze herkent en onderscheidt van nachtmerries, welke triggers (zoals slaaptekort, koorts of stress) meespelen en wat je thuis direct kunt doen voor veiligere, rustigere nachten – inclusief tips als slaaphygiëne en gepland wekken. Ook lees je wanneer je beter contact opneemt met de arts of kinderneuroloog, bijvoorbeeld bij twijfel over epilepsie of slaapapneu.

Wat is een night terror in de kinderneurologie
Een night terror, ook wel pavor nocturnus, is een slaapstoornis bij kinderen waarbij je kind plotseling uit de diepe niet-dromende slaap (NREM) schiet met een heftige schrikreactie. Je ziet dan vaak schreeuwen, paniek, zweten, snelle hartslag en grote pupillen, terwijl je kind niet echt wakker is en moeilijk te troosten lijkt. Vanuit kinderneurologisch oogpunt gaat het om een arousalstoornis: de hersenen schakelen onvolledig van diepe slaap naar wakker zijn, waardoor het alarmsysteem even de overhand krijgt. Het gebeurt meestal in het eerste deel van de nacht, vaak 1 tot 3 uur na het inslapen, en je kind herinnert zich er de volgende ochtend niets van. Dat verschilt van een nachtmerrie, die juist later in de nacht voorkomt tijdens de droomslaap (REM) en waarvan je kind vaak nog beelden kan vertellen.
Night terrors komen vooral voor tussen 3 en 8 jaar en horen bij de rijping van het zenuwstelsel; ze gaan in de meeste gevallen vanzelf over. Triggers zoals slaaptekort, koorts, stress of een onregelmatig ritme kunnen het eerder uitlokken. Hoewel het er intens uitziet, is het meestal onschuldig. Het belangrijkste is dat je rustig blijft, de omgeving veilig houdt en je kind niet geforceerd probeert wakker te maken. Als episodes heel vaak voorkomen, tot gevaarlijke situaties leiden of afwijken van dit patroon, bespreek je dit met je huisarts of kinderneuroloog.
Kenmerken en verschil met nachtmerries
Onderstaande vergelijking helpt ouders en zorgverleners snel het verschil te zien tussen een night terror (pavor nocturnus) en een nachtmerrie, met nadruk op wat relevant is binnen de kinderneurologie.
| Kenmerk | Night terror (NREM-arousalstoornis) | Nachtmerrie (REM-droomslaap) | Relevantie kinderneurologie |
|---|---|---|---|
| Slaapfase & timing | Diepe NREM (N3), meestal 60-120 min na inslapen (eerste derde van de nacht). | REM-slaap, vaker in de tweede helft van de nacht of vroege ochtend. | Past bij arousalstoornis; verklaart geen droominhoud en helpt bij keuze voor eventueel EEG/PSG. |
| Bewustzijn & gedrag | Kind lijkt wakker, huilt/schreeuwt, zweten/tachycardie, verward en niet te troosten; moeilijk te wekken. | Wordt echt wakker, alert, zoekt troost; minder uitgesproken autonome verschijnselen. | Bepaalt aanpak: veiligheid waarborgen en niet forceren wekken bij night terrors. |
| Herinnering nadien | Geen of fragmentarische herinnering; geen verhaallijn. | Levendige droomherinnering; kan bang zijn om weer in slaap te vallen. | Sterk onderscheidend criterium in de anamnese. |
| Duur & beloop | Meestal 5-20 min; piek 3-7 jaar; neemt vaak spontaan af. | Enkele minuten; op alle leeftijden; variabele frequentie. | Ondersteunt geruststelling en uitleg over natuurlijk beloop. |
| Wanneer verder onderzoek | Zeer frequent, letselrisico, atypische kenmerken (dagelijks, ook overdag, stereotypie, cyanose), snurken/apneus of ontwikkelingsverlies. | Meestal niet nodig; overweeg hulp bij trauma, extreme angst of zeer frequente klachten. | Denk aan differentiaal: epilepsie of slaapapneu; indicatie voor anamnese, EEG en/of polysomnografie. |
Kern: een night terror is een NREM-arousalstoornis met geen droomherinnering en beperkte troostbaarheid, terwijl een nachtmerrie uit REM-slaap komt met duidelijke herinnering. Dit onderscheid stuurt geruststelling, aanpak en wanneer door te verwijzen naar de kinderneurologie.
Een night terror start abrupt uit de diepe niet-dromende slaap (NREM), meestal in het eerste deel van de nacht. Je kind schrikt op met intense paniek, schreeuwen, zweten, snelle hartslag en soms een starende blik met open ogen, maar is niet echt wakker en moeilijk te troosten. Vaak is er geen herinnering de volgende ochtend. Een nachtmerrie ontstaat juist in de droomslaap (REM), vaker in de tweede helft van de nacht.
Je kind wordt echt wakker, zoekt troost en kan vaak vertellen wat het heeft gedroomd. Bij night terrors overheersen de lichamelijke stresssignalen en duurt een episode meestal enkele minuten tot hooguit een kwartier. Soms gaat het samen met slaapwandelen. Belangrijk verschil: bij een nachtmerrie kun je geruststellen, bij een night terror vooral veilig houden.
Leeftijd, frequentie en natuurlijk beloop
Night terrors komen het vaakst voor bij kinderen tussen 3 en 8 jaar, met een piek rond de kleuterleeftijd. Soms beginnen ze al bij peuters, en heel af en toe zie je ze bij oudere kinderen of pubers. De frequentie varieert: bij de één gebeurt het een paar keer per jaar, bij de ander enkele avonden per week, vaak in korte reeksen rond periodes van slaaptekort, ziekte of stress.
Een episode duurt meestal 2 tot 15 minuten en eindigt spontaan. Het natuurlijke beloop is gunstig: naarmate het zenuwstelsel rijpt, nemen de aanvallen af en verdwijnen ze meestal in de basisschoolleeftijd. Er is geen blijvende schade en ontwikkeling loopt normaal. Wel is er soms een familiaire aanleg en een link met andere arousal-parasomnieën, zoals slaapwandelen.
[TIP] Tip: Niet wekken; blijf nabij, verwijder gevaar, houd vaste slaaproutine.

Oorzaken, triggers en risicofactoren
Een night terror ontstaat door een verstoorde “arousal” uit de diepe niet-dromende slaap (NREM): de hersenen schakelen half naar wakker, terwijl systemen voor alarm en motoriek al aan staan. In de kinderneurologie zien we dit als een rijpingskwestie van het zenuwstelsel; jonge hersenen hebben nog vaker zulke haperingen. Erfelijke aanleg speelt mee, vooral als in je familie slaapwandelen of nachtangsten voorkomen. Triggers die het systeem extra prikkelbaar maken zijn slaaptekort, onregelmatige bedtijden, stress of emotionele spanning, koorts en ziek zijn, maar ook jetlag, een nieuwe omgeving of juist te laat naar bed gaan na een drukke dag.
Soms dragen cafeïne, sommige medicijnen (zoals stimulerende of sederende middelen) of veel schermen vlak voor het slapen bij. Bepaalde slaapstoornissen, zoals snurken of slaapapneu, reflux of rusteloze benen, kunnen de slaap onrustig maken en daardoor night terrors uitlokken. De grootste risicofactor blijft de leeftijd: bij peuters en kleuters komt het het meest voor en neemt het af naarmate de slaapregulatie volwassener wordt.
Slaapfasen, arousalstoornissen en wat er in de hersenen gebeurt
Je slaap kent grofweg twee hoofdtypen: NREM (niet-dromende slaap) en REM (droomslaap). Night terrors ontstaan bijna altijd uit de diepe NREM-slaap (stadium N3) in het eerste deel van de nacht. Bij een arousalstoornis schieten bepaalde hersensystemen plots “aan” terwijl andere “uit” blijven: het alarmsysteem in de hersenstam en amygdala activeert sterk, waardoor hartslag, ademhaling en zweten toenemen, maar de denk- en bewustzijnsgebieden in de voorhoofdskwab en de hippocampus blijven laag actief.
Daardoor is je kind niet echt wakker, reageert het verward en is er achteraf geen herinnering. De thalamo-corticale netwerken blijven deels in traaggolfslaap, terwijl motorische circuits wel meedoen, wat verklaart waarom schreeuwen of rechtop zitten voorkomt. Dit verschilt van REM-nachtmerries, waar droombeelden centraal staan en je kind vaak wél kan navertellen wat er gebeurde.
Uitlokkende factoren: slaaptekort, koorts, stress, medicatie en erfelijke aanleg
Night terrors worden vaak uitgelokt wanneer de slaap onder druk staat. Slaaptekort is de grootste aanjager: hoe vermoeider je kind naar bed gaat, hoe gemakkelijker een arousal ontspoort in het eerste deel van de nacht. Koorts en ziek zijn maken de slaap onrustiger, met meer micro-ontwakingen. Stress of emotionele spanning, een drukke dag, onregelmatige bedtijden of jetlag vergroten die kans nog verder. Ook sommige middelen die de slaap beïnvloeden kunnen meespelen, zoals stimulerende medicatie overdag, sederende antihistaminica in de avond, cafeïne of energiedranken.
Tot slot is erfelijke aanleg belangrijk: in families waar slaapwandelen of nachtangsten voorkomen, zie je het vaker. Vaak stapelen deze factoren op, waardoor tijdelijk een reeks episodes ontstaat die weer afneemt als de rust terugkeert.
Wanneer het geen night terror is (denk aan epilepsie of slaapapneu)
Niet elke nachtelijke paniek is een night terror. Denk aan epilepsie als episodes op willekeurige tijden in de nacht voorkomen, heel kort en heftig zijn, in reeksen optreden, een opvallend stereotiep patroon hebben (bijvoorbeeld trekkingen, verstijven, plots schokken, vreemde draaiende of fietsende bewegingen), en gevolgd worden door verwardheid of duidelijke slaperigheid overdag. Soms zie je tongbeet of urineverlies.
Denk aan slaapapneu als je kind hard snurkt, ademstops of happende ademhaling heeft, veel woelt, met open mond slaapt, zweet en ‘s ochtends niet uitgeslapen is of overdag prikkelbaar en slaperig oogt. Past het tijdstip niet bij de eerste nachtelijke uren, duurt een “aanval” uitzonderlijk lang of voelt je onderbuik dat het anders is, laat je dan laagdrempelig beoordelen door je huisarts of kinderneuroloog.
[TIP] Tip: Zorg voor vaste bedtijden; voorkom slaaptekort, stress en koorts.

Diagnose en wanneer je naar de kinderneuroloog gaat
De diagnose night terror stel je meestal op basis van het verhaal: episodes die 1 tot 3 uur na inslapen ontstaan, met plots paniek, schreeuwen, zweten en een niet-echt-wakker kind dat zich de volgende ochtend niets herinnert. Een slaapdagboek en een korte video helpen om het patroon en het verschil met nachtmerries of epilepsie te laten zien. Lichamelijk en neurologisch onderzoek zijn vaak normaal; aanvullend onderzoek is alleen nodig als het beeld atypisch is of als je arts aan iets anders denkt. Een EEG of polysomnografie kan dan helpen om epileptische aanvallen, slaapapneu of andere slaapstoornissen uit te sluiten.
Ga naar de kinderneuroloog als episodes heel vaak voorkomen, leiden tot gevaarlijke situaties of letsel, op ongebruikelijke tijden optreden, extreem lang duren, gepaard gaan met vreemde bewegingen of ontwikkelingsachteruitgang, of als er overdag duidelijke slaperigheid en concentratieproblemen zijn. Ook als je twijfelt of je ongerust blijft, is laagdrempelig overleg zinvol. Met de juiste uitleg en slaapadvies kun je het meestal veilig thuis begeleiden.
Wat je thuis bijhoudt: slaapdagboek en video-opnames
Met een eenvoudig slaapdagboek geef je de kinderneuroloog snel inzicht in patronen. Noteer bedtijd, inslaaptijd, wektijd, dutjes, bijzondere dagen (koorts, stress, sport, reizen), cafeïne of medicatie, en wanneer een episode begint en eindigt. Schrijf kort wat je ziet en hoort, of er koorts was, en of je kind zich erna weer rustig doorslaapt. Een korte video tijdens een episode is erg behulpzaam: film veilig vanaf afstand, zet een nachtlampje aan zodat houding, ademhaling en geluiden hoorbaar zijn, en noem hardop datum en tijd.
Laat je kind niet wakker schrikken voor de camera; veiligheid gaat voor. Met een week of twee aan gegevens kun je vaak al duidelijke triggers en het typische tijdsvenster (meestal 1 tot 3 uur na inslapen) herkennen.
Night terrors kinderneurologie: onderzoek bij de kinderneuroloog (anamnese, lichamelijk onderzoek, EEG en polysomnografie)
Bij een consult voor night terrors bespreek je eerst uitgebreid het verhaal (anamnese): hoe vaak het gebeurt, het tijdstip in de nacht, hoe een episode eruitziet, mogelijke triggers en familiegeschiedenis van nachtangsten of slaapwandelen. Daarna volgt een lichamelijk en neurologisch onderzoek om groei, ademhaling, keel-neusgebied en neurologische functies te checken; meestal is dit normaal. Een EEG, een “hersenfilmpje” dat de elektrische activiteit meet, wordt vooral gedaan als er twijfel is over epilepsie of als het patroon atypisch is.
Een polysomnografie is een nachtelijk slaaponderzoek met sensoren voor ademhaling, zuurstof, beweging en hersenactiviteit, zinvol bij verdenking op slaapapneu of wanneer de diagnose onduidelijk blijft. Je slaapdagboek en een korte video helpen om snel tot een duidelijk en geruststellend plan te komen.
[TIP] Tip: Film een episode; kinderneuroloog bij verwondingen, ademstilstand of dagelijkse achteruitgang.

Behandeling en wat je zelf kunt doen
De basis van de behandeling is geruststelling en veiligheid: tijdens een night terror maak je je kind niet hardhandig wakker, maar blijf je dichtbij, praat je rustig en zorg je dat bed, kamer en route naar de deur vrij en veilig zijn. Op de langere termijn helpt een strak, voorspelbaar slaapschema met voldoende slaap, een rustige bedtijdroutine, minder schermen in het uur voor slapengaan en opletten met cafeïne of stimulerende drankjes. Herstel na ziekte of koorts en het spreiden van drukke activiteiten verkleinen de kans op nieuwe episodes. Zie je een duidelijk tijdspatroon, dan kun je tijdelijk “gepland wekken” proberen: je maakt je kind 15 tot 30 minuten vóór het gebruikelijke tijdstip van de night terror kort wakker en laat het weer inslapen, gedurende 1 tot 2 weken, om de diepe slaap te doorbreken.
Snurken, verstopte neus, reflux of rusteloze benen bespreek je, omdat behandelen van zo’n onderliggende trigger vaak veel scheelt. Medicatie is zelden nodig; alleen bij zeer frequente, gevaarlijke of belastende episodes kan de arts in uitzonderlijke gevallen een kortdurende behandeling overwegen. Met goede slaaphygiëne, duidelijke verwachtingen en tijd groeien de meeste kinderen hier gewoon overheen.
Direct handelen tijdens een episode: do’s en don’ts
Tijdens een night terror is rustig en veilig handelen het belangrijkst. Hieronder de do’s en don’ts voor direct ingrijpen.
- Do’s: blijf kalm; maak de kamer veilig en prikkelarm (licht dimmen, obstakels weg); blijf dichtbij zonder te dwingen; spreek zacht en kort (“je bent veilig”); een korte, geruststellende aanraking mag als dat helpt; begeleid rustig terug naar bed als je kind rondloopt; kijk naar ademhaling en kleur en klok de duur (meestal stopt het binnen enkele minuten).
- Don’ts: niet hardhandig wakker maken, niet vastpakken of schudden; geen vragen stellen of discussiëren (dat frustreert en verlengt de episode); geen eten, drinken of medicatie geven tijdens de episode.
- Na afloop en alarmtekens: noteer tijdstip en wat je zag (eventueel met video) in het slaapdagboek; schakel medische hulp in bij uitzonderlijk lange duur, herhaalde trekkingen, blauwverkleuring of ademstops.
Met deze stappen houd je de situatie veilig en zo rustig mogelijk. Blijf consequent; overleg met je (kinder)arts bij frequente of heftige episodes.
Preventie en slaaphygiëne
Met goede slaaphygiëne verklein je de kans op night terrors en worden nachten voorspelbaarder. Hieronder staan praktische stappen die je direct kunt toepassen.
- Houd vaste bed- en wektijden aan met voldoende slaap voor de leeftijd; bouw in het laatste uur een rustige, herkenbare routine in: schermen uit, gedimd licht en ontspannen met een boek of warme douche; stem dutjes af op de leeftijd en voorkom te laat naar bed gaan na drukke dagen.
- Zorg voor een koele, donkere en stille slaapkamer (een nachtlampje mag als dat rust geeft); ondersteun overdag een stabiel ritme met ochtendlicht, voldoende beweging en vermijd laat op de avond intensief sporten; kies ‘s avonds een lichte maaltijd en vermijd cafeïne en energiedrankjes.
- Houd een slaapdagboek bij en noteer mogelijke triggers; plan extra rust na ziekte of koorts; blijven snurken, een verstopte neus of rusteloze benen de slaap verstoren, bespreek dit dan met je arts.
Kleine, consequente aanpassingen helpen vaak al veel. Blijven de episodes frequent of heftig, overleg dan met je huisarts of kinderneuroloog.
Medische opties bij frequente of ernstige episodes
Als night terrors vaak voorkomen of tot gevaarlijke situaties leiden, bespreek je met je arts of kinderneuroloog medische stappen zinvol zijn. Eerst kijk je naar oorzaken die te behandelen zijn, zoals slaapapneu door vergrote amandelen, ernstige neusverstopping, reflux of een laag ijzergehalte bij rusteloze benen; aanpak hiervan vermindert vaak de episodes. In geselecteerde gevallen kan kortdurend medicatie helpen om de diepe slaap te stabiliseren, bijvoorbeeld een lage dosis benzodiazepine of, veel zeldzamer, een tricyclisch antidepressivum of cyproheptadine; dit gebeurt altijd zorgvuldig en tijdelijk vanwege bijwerkingen.
Melatonine speelt alleen een rol als er duidelijke inslaapproblemen of ritmeproblemen zijn. Soms is psychologische begeleiding zinvol bij stress of angst. Beslissingen maak je samen op basis van ernst, frequentie en veiligheid.
Veelgestelde vragen over night terror kinderneurologie
Wat is het belangrijkste om te weten over night terror kinderneurologie?
Night terrors zijn NREM-arousalstoornissen: plots gillen, zweten, verwardheid, ogen open, maar niet wekbaar en nadien geen herinnering. Piekleeftijd 3-8 jaar; onschuldig en vaak voorbijgaand. Verschilt van nachtmerries (REM, wakker, herinnering).
Hoe begin je het beste met night terror kinderneurologie?
Begin met een slaapdagboek en korte video-opnames. Verbeter slaaphygiëne: vaste bedtijd, voldoende slaap, koorts behandelen, stress beperken. Tijdens een episode niet wakker maken; kalm blijven, beschermen. Zoek kinderneurologie bij zeer frequente, atypische, of verwondende episodes.
Wat zijn veelgemaakte fouten bij night terror kinderneurologie?
Veelgemaakte fouten: kind hardhandig wekken of vastpakken; aannemen dat het nachtmerries zijn; slaaptekort laten bestaan; geen veiligheidsmaatregelen; triggers overslaan (koorts, medicatie); rode vlaggen negeren voor epilepsie/slaapapneu; zonder video/slaapdagboek naar consult; onregelmatige routines.
